20111118

DeWolff, it is.

Langzaam word ik door de vaart van de trein op en neer gewiegd, van links naar rechts, mijn hoofd over de leuning van mijn passagiersstoel. Normaal zou ik het tegenhouden, nu wieg ik zelf nog een beetje extra mee. Met mijn ogen dan weer open, dan weer gesloten, verkeer ik in een bijna extatische toestand wanneer dat Hammondorgel wederom in mijn oor krijst. Het krijst zoals geen mens dat zou kunnen doen. Het krijst zoals ik maar zelden een Hammondorgel hoor krijsen. Wat zullen de mensen wel niet denken? Ik kan het niet zien, mijn ogen zijn gesloten. Ze denken vast dat ik high ben. Misschien hebben ze wel een beetje gelijk. Misschien is DeWolff wel een van de weinige bands die ter plekke mijn geest verruimt, zonder daar enige vorm van drugs aan te pas te laten komen. Want nee, beste mensen, twee biertjes tel ik in dit geval niet mee.

Ik weet nog dat ik DeWolff voor het eerst zag. Horace Cohen had moeite met het uitspreken van een van hun songtitels bij het zondagochtendprogramma Villa Live op Nederland 3. Ik was al onder de indruk, toen. In 2009 kwam debuutalbum Strange Fruits & Undiscovered Plants uit, dat ik meteen besloot te kopen. Vervolgens ging de tent op Pinkpop 2010 plat nadat de frontman zijn gitaar joviaal aan zijn publiek had geschonken.

Het werd dus maar eens tijd me naar een van hun clubtourshows te begeven, en wel die in de Effenaar. Daar in die kleine zaal, ergens in oktober 2010, is het fout gegaan. Daar in de Effenaar wonnen Robin Piso en de broertjes Pablo en Luka van de Poel al mijn sympathie. Het zou nooit meer goed komen. Zo lang de heren muziek zouden blijven maken, zou ik me nog geregeld voor hun podium bevinden.

Inmiddels is het oktober 2011 en heb ik DeWolff nog tweemaal live mogen aanschouwen: eenmaal in een clubshow in de Mezz in Breda en eenmaal op een van de grootste popfestivals van Nederland, namelijk Lowlands. Vanavond, echter, sta ik door een simpele retweet op de gastenlijst bij de première van DeWolff, waarbij de bandnaam van de Limburgers zich in dit geval leent voor de documentaire die op het PLAY Festival in Amsterdam zal worden getoond. De Melkweg is niet compleet gevuld en ik voel me er in eerste instantie ook niet helemaal op mijn gemak, aangezien er een soort van 'ons kent ons' sfeer heerst, als gevolg van de in grote getale aanwezige vrienden en familie. Van de andere kant voel ik me dan wel weer enigszins thuis wanneer ik al die Limburgse accenten om me heen hoor. Nee, Limburgs is bij lange na niet hetzelfde als Brabants, maar als zij hier in Amsterdam hun eigen dialectje mogen hanteren, hoef ik ook niet zo op mijn uitspraak te letten.

De documentaire die we te zien krijgen ontroert vooral en de manier waarop of de mate waarin mag je zelf invullen. Het contrast tussen de banale, bijna reallifesoapachtige scènes (inclusief poep- en plashumor) en de scènes waarin de te gekke performances op onder meer Lowlands en Sziget en alle spanning daar omheen op de voorgrond treden, zorgt voor veel afwisseling, al geniet het laatstgenoemde deel overduidelijk mijn voorkeur. De momenten waarop de bandleden in tranen uitbarsten na hun optreden op Pinkpop en ze Patrick Carnley van The Black Keys in de HMH een handje schudden en ietwat knullig drie woorden met hem wisselen, laten ons die toch wel uitzonderlijke wereld van DeWolff zien. Waar ik me in eerste instantie afvroeg of er over een jonge band als deze wel genoeg te vertellen was, begrijp ik nu dat het juist gaat om het in beeld brengen van die inmiddels waargemaakte jongensdroom. Zodoende is er dus genoeg stof voor een documentaire. Dan mag je zelf bepalen hoe echt de scènes bij de familie Van de Poel thuis zijn, maar dat, om de romantische rock 'n roll sfeer even in stand te houden, terzijde.

Wat misschien nog wel het allerleukste is vanavond, is dat ons na de première van de documentaire nog een waar surpriseoptreden staat te wachten. Even heb ik een moment van bezinning nodig wanneer ik de drie heren op het podium van de Melkweg voor me zie spelen. Het is alsof ze zijn weggelopen uit het beeldscherm en dat is een enigszins aparte gewaarwording. Vast staat dat er weer retestrak gespeeld wordt en dat ik hierdoor alleen maar meer uitkijk naar het optreden in de Effenaar over twee weken (dit keer in de grote zaal).

Jullie hebben gelijk. Er zijn talloze bandjes en songwriters wiens muziek ik beweer uitzonderlijk goed (met de nadruk op uitzonderlijk) te vinden. Ik kan jullie verzekeren: DeWolff is er daar niet zomaar een van. DeWolff is voor mij een klasse apart. En al heeft een kijkje in het leven van DeWolff misschien ergens het magische rondom hun professionele performance doen vervagen, ik weet zeker dat ze me over twee weken weer van hun muzikale kwaliteiten zullen overtuigen. Met een klein beetje geluk blazen ze me gewoon weer omver. Eigenlijk verwacht ik niet anders.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten